#1 |
#2 |
IFFR#33 |
#3 |
#4 |
#5 |
#6 Munchen |
#7 |
#8 |
#9 |
#10 The Interviews |
#11 |
#12 Berlin |
#13 Dresden |
#14 |
#15 |
#16 Copenhagen |
#17 IFFR |
#18 Riga |
#19 Conceptual Art |
#20 The Swiss Issue |
#21 Aktie! |
#22 Rotterdam Art Map 1.0 |
#23 Bruxelles |
#24 Maasvlakte 2 |
#25 Douala |
#26 Rotterdam Art Map 2.0 |
#27 Tbilisi |
#28 Budget Cuts NL |
#29 Italian Issue |
#Side by Side |
#30 Rotterdam Art Map 3.0 |
#31 It’s Playtime |
#32 Rennes Free Edition |
#33 Rotterdam Art Map 4.0 |
#34 Arnhem Art Map |
#35 Existentialism |
#36 Pascal Gielen |
#37 The Swiss Issue revisited |
#38 What Life Could Be |
#39 The Void |
#40 Over ziek zijn/On Being Ill |
#41 Side by Side (2020-2021) |
#42 Shelter for Daydreams |
Colofon
Redactioneel /
DE PLAYER IV _ Big Mag #1 /
IFFR - Na gebruik van het toilet... /
IFFR - The Other side of Death /
Martin Scorsese /
At The House of Mr X /
Kaus Australis AIR-show /
Praatje - AL Snijders /
Fritz Wotruba /
Brandmarkering /
Een warm bad /
Wil de Wit-Madeleine Berkhemer /
Jill Magid /
IFFR - Q&A met Morten Hartz Kaplers /
Colofon
Redactioneel
De “blunderput” noemen de Rotterdammers hem, de bouwput onder het museumpark naast het museum Boijmans. De parkeergarage met 1150 plaatsen was begroot op 48,5 miljoen. Afbouwen kost zeker nog eens 20 miljoen. Sjarel Ex heeft plannen om hoog boven de put een uitbreiding voor het museum te bouwen. Om de kunst die in de vochtige kelders staat te redden. Naar voorbeeld van de Schaulager in Basel moet dit een plek worden waar bezoekersaantallen onbelangrijk zijn en professionals in alle rust kunstonderzoek kunnen doen.
In dit zomernummer een verzameling teksten die nog op de plank lagen plus een paar recent geschreven bijdrages: twee over het IFFR van Albert Wulffers over scatologie en film, en Wendelien van Oldenborgh over Werner Herzog, Jason Coburn rapporteert vanuit Londen over Mr.X, David Maroto over AIR en Kaus Australis, Jack Segbars over de lichtshow van Mothership, een gesprek tussen Wil de Wit en Madeleine Berkhemer, Rob Hamelijnck over De Player V en Big Mag#1, én achterop staat in plaats van Jan Vermeijden een verhaal van A.L.Snijders, meester van het Z.K.V. (zeer korte verhaal), eb auteur van het onlangs verschenen ‘Belangrijk dat ik niet aan lezers denk’.
Van 7 tot 26 augustus zijn wij in Riga om op uitnodiging een FGA over de kunst in de Baltische staten te maken. Eind september verschijnt het volgende Rotterdamnummer.
Tot slot. Op TV Rijnmond was Fréderigue Spigt in juni gastpresentator van de zomertalkshow Praat. Zij interviewde Jules Deelder, ‘De Nachtburgemeester van Rotterdam’. Het gerucht gaat dat als burgemeester Opstelten binnenkort weggaat, we er Rita Verdonk voor terug krijgen. Jules’ reactie hierop: “Eerlijk is eerlijk, het klootjesvolk krijgt wat het verdient, maar als dat gebeurt ga ik weg, desnoods naar Amsterdam.”
^Rob Hamelijnck
IFFR 2007 - Na gebruik van het toilet...'
Voor de menselijke stoelgang is nou niet bepaald een hoofdrol weggelegd binnen de filmgeschiedenis. Er is veeleer sprake van incidenten. Menigeen zal zich de liquidatie of die nu wel of niet plaatsvindt in Pulp fiction herinneren, waar John Travolta gezeten op het gemak onder vuur wordt genomen. De wat oudere cinefiel weet wellicht nog van het poepen in de openlucht in Im Lauf der Zeit en de trouwe bezoekers van het toenmalige Mannenfilmcircuit kunnen terugdenken aan een soortgelijk voorval in Nous étions un seul homme. Berucht is de coprofagie in Salò van Pier Paolo Pasolini en obscuur het bij gebrek aan het kleinste kamertje doen van de natuurlijke behoeften op in de woonruimte opengevouwen kranten in de Hongaarse home movie Sön és grósz. Het mooiste filmfragment over het onderwerp danken wij aan Luis Buñuel: een uiterst elegant en gedistingeerd gezelschap neemt plaats op om een tafel gerangschikte toiletpotten; kinderen die om eten zeuren worden vermanend terechtgewezen voor hun vieze praat en wie het echt niet op kan houden, trekt zich voor een maaltijd discreet terug in een vegrendelbaar hokje.
Ook in Aziatische films worden de menselijke uitwerpselen zo nu en dan niet uit de weg gegaan. In het recente verleden vertoonde het Rotterdamse filmfestival Public toilet en Beijing police, twee films waarin toiletbezoek in groepsverband een rol speelt. In 2007 bracht Rotterdam I don’t want to sleep alone van Tsai Ming-liang, waarin in een kort, maar zeker niet onbeduidend, zeer ontroerend fragment te zien is hoe een barmhartige Samaritaan liefdevol de geheime opening reinigt van degene aan wie hij onderdak verschaft. Tijdens dezelfde editie van het festival stonden twee films uit Zuid-Korea zeer expliciet in het teken van menselijke faecaliën. In de wel wat al te uitbundige animatiefilm Aachi & Ssipak wordt poepen beloond, omdat stront de belangrijkste energiebron is geworden. En in het drieluik Eolgul eopnun geotdul (Faceless things) van de hand van Kim Kyung-Mook, met name het middendeel van de film, draait het om scatologie en niets dan dat.
Blote billen dreigen drollen te gaan draaien, maar vooralsnog gaat dat niet van je “He ha ho wat moet ik poepen”. (Waarom staat die evergreen net zomin als de (on)genoemde films trouwens niet vermeld in Komrij’s Kakafonie; oftewel: Encyclopedie van de stront?) Als de excrementen na te lang wachten het poepgat verlaten, belanden deze op een ding zonder gezicht, dat wil zeggen een jongen met ingepakt hoofd. Totnogtoe heeft het niets van doen met de weerbarstige vrolijkheid van Gerard Reve’s Eendje Kwak die in zijn kleine keukentje zijn eigen potje kookte, want die “kakte daar uit zijn kont een grote drol van stront” om na het koken daarvan in die borrelende en bruisende kak zielsgelukkig en tevreden in slaap te vallen. Van plezier is in de film nog weinig te merken geweest, maar wie weet wat staat te gebeuren nu de jongen zonder hoofd, maar wel met piemel, het voortouw moet gaan nemen. Hij smeert de stront goed uit over zijn bescheten lichaam en vergeet daarbij niet aan zijn geslachtsorgaan te denken. Terwijl het toch geen film in Odorama is, lijkt de zaal naar poep te gaan ruiken. Na enige tijd van wat eufemistisch als zelfbevlekking zou kunnen worden omschreven, groeit de piemel uit tot wat het begin van een erectie mag heten. En na het nodige moeizame geruk en gesjor ontspruit aan de roede zowaar een troosteloos kwakje. Het publiek reageert in de zaal met een lacherig applausje, opgelucht dat er een einde is gekomen aan het vreugdeloze lijden van de protagonisten.
Volgens de festivalcatalogus zou de film niet geschikt zijn voor mensen die te jong zijn of die niet van sexuele experimenten of van radicale cinematografische uitgangspunten houden. Het zou derhalve spekkie naar mijn bekkie hebben moeten wezen, maar de diepste gedachte die mij na afloop bekroop, luidt aldus: “Na gebruik van het toilet handen wassen keurig net.”
^Albert Wulffers
IFFR 2007 - The Other side of Death
"And in those days shall men seek death, and shall not find it; and shall desire to die, and death shall flee from them." Revelation 6:9.
The International Film Festival Rotterdam 2007 opened for the public with a screening of "Rescue Dawn", Herzog's second version of the story of Dieter Dengler.
As a small boy in Germany during the Second World War, Dengler watched a pilot flying closely by the window of his house in a small town in the Black Forest, whilst bombs were being dropped. The experience of nearness of this pilot made him decide he wanted to fly. Since there was no training for pilots in Germany after the war, he could achieve this by going to America. Before he could make it to the other side of the Atlantic at the age of eighteen, Dieter and his family went through hunger and hardship, having lost the father during the war. In America the path towards becoming a pilot didn't become any easier, but Dieter was determined and after homelessness, studies and kitchen jobs, he finally made it to be an American Navy pilot and was sent on his first mission at the very beginning of the Vietnam War. This is where the story of "Rescue Dawn" starts.
The film opens with an amazing aerial take of bombs being dropped on an Asian landscape of jungle, small houses and fields. Shown in slow motion, the explosions are cruel, horrific and beautiful. When the film continues with scenes of American soldiers preparing themselves for a mission, we are witnessing a group of them watching an instruction film about survival in the jungle. They are making fun of the ridiculous scenes they are viewing: a dubious piece of amateur filmmaking with a very incompetent effort to inform on the possible hazards of the jungle.
Until this moment the language of the movie struck me as familiar, situated in the long line of American (Vietnam) War movies. Questions of motivation and timing came up unavoidably: why am I watching this now, whilst a similar war is going on and not being solved? Why yet another Vietnam movie? After so many have passed the Oscar stage already? "Rescue Dawn" takes you on a seemingly familiar path of imprisonment, torture and escape, and then ends with a scene, which could be described as typically 'tear-jerking', playing on one of the most common of sentiments with the heroic arrival of a soldier between hundreds of his fellow-soldiers who cheer and cry.
The biblical quote that opens the earlier film which Werner Herzog made on the same story in 1997: "Little Dieter needs to fly", hints to the reasons why also "Rescue Dawn" would carry the potential to fit in with most other of his productions, driven by obsessions and fascination. "The two films complement each other", the director answers Sandra den Hamer in an interview, when asked about his reasons for making a feature film after the more documentary looking "Little Dieter…", in which Dieter Dengler appears telling his own incredible story.
The story of Dieter Dengler is fascinating. After his plane crashes on his first and secret mission over Laos, when officially the Vietnam War had not broken out yet, Dengler spends some time trying different ways to get out of his predicament, before he is captured and tortured by the armed and ruthless soldiers of the land he was supposed to bomb. After days of running with them through the jungle in different ways of being tied up and teased, he joins a handful of Americans and Vietnamese prisoners who have been detained for more than two years already, in what they believe to be a Viet Cong camp. With a never fading relish for living, Dengler manages an operation to escape from the torture and starvation. Together with one of the other American prisoners, Duane, who has become his friend, he starts on an unimaginable route through the jungle during the rain season, to try and get to the coast where they hope to find rescue. Almost starved to death and hallucinating half the time, eventually only Dieter makes it, having witnessed the cruellest death of his friend days earlier.
Merely seeing "Rescue Dawn" didn't answer the questions of "why now?" and "why in this form?" completely. Although some elements in the film would already point at its resistance to the first level reading, I would have to agree with Herzog himself that the two films he has made on the story do indeed complement each other. After seeing "Little Dieter…" in which the traumatic run through the Laotian jungle is re-enacted by Dieter Dengler himself whilst he is telling the story to the camera, the relationship of Werner Herzog's filmmaking to the story becomes more tangible. This part of the more documentary version has the double effect of seeing a man go through the worst of his life as if under a psychoanalytic healing and of hearing the voice of someone whose attachment to life has surpassed all challenges. Towards the end of his story, Dieter tells that when his friend Duane had died, he had begun to feel more desperate and unreal. A brown bear had started to follow him and he knew this bear would eat him as soon as he had a chance. The real Dieter Dengler speaks in his amazing way to the camera: "This bear had, in a strange way, become my friend. When I looked at him, I looked at death. And death had become my only friend."
When then "Rescue Dawn" re-enacts the whole run from crash to rescue again, it cannot do so with the same intensity of this voice, which takes you a long way beyond any imagination of life's edges. But it makes another effort with more eye for detail of the actual environment and the love of cinematic depiction of a story: the cruel beauty of the jungle, the space very close around the main figure, the claustrophobia of the condition the protagonist. It tells the story with a wonderfully detailed acting achievement by Christian Bale as Dieter Dengler who never gives up his life-loving spirit, even having lost half of his weight, or when eating crawling maggots to stay alive and by Steve Zahn as his friend Duane. On another level, when one sees in "Little Dieter…" the same aerial shots of the bombing that open "Rescue Dawn" and also the survival instruction film this time fitted with a rather cynical voice-over it becomes clear that those parts are indeed archive material, and that perhaps their appearance in "Rescue Dawn" can be read differently than first imagined.
As Herzog himself mentions, "Rescue Dawn" plays with the genre of movies within the American mainstream tradition of depiction of war and war-heroes, but it does actually manage to bypass being either pro- or anti-American, or to be a pro- or anti-war movie, even if at first this is a confusing factor. It becomes clear enough that Werner Herzog cares more about the fragility of the human condition and the extremes into which this condition can be stretched, than about powers and feelings from a point of view of national loyalty. He doesn't shy away from these, judging from the scene in which Dieter refuses to sign a paper condemning the actions of the United States. However, in another scene when a man with a microphone prompts the rescued Dieter to say that his love of god and country are what saw him through his ordeal, the script gives Christian Bale to reply: "I'd love a steak."
^Wendelien van Oldenborgh, March 2007
Werner Herzog / Rescue Dawn
At The House of Mr X
Elizabeth Price, Stanley Picker Gallery, London: 17 May 23 June
At The House of Mr X is a 20-minute video installation taking as its subject the modernist house and contents of an anonymous collector of mid 20th century art and furniture. A sense of death and the funerary pervades the gallery; a dimly lit space occupied by a sleek projection room made from black drapes. We are introduced and taken around the house during a constant twilight. Lingering still shots of lustrous Barabara Hepworth sculptures and Achille Castiglioni Taccia lamps are accompanied by a sparse soundtrack of Dewayne Blackwell’s Mr Blue sung by a gospel choir. Through the green and orange drapes of the interior, the slight breeze moving through the trees outside breaks the house’s stillness. As we tour the rooms it is made clear that this grand modernist edifice on the edge of suburbia was afforded by the proceeds of a transatlantic cosmetics industry. Death and eroticism prevail as the hyperbolic descriptions of make-up shades are juxtaposed with house’s contents. All the while the splendour of the dusk lit, hi-definition registration of Mr X’s collection gives the viewer a sense of wonderment and magnificence.
In this video work Elizabeth Price does not give witness to historic events but attempts to reconfigure the documentary gaze through the objects upon which the camera lingers. The guiding tone of the silent script narrator (a device Price has used in previous works) replaces the customary talking head. The notion of metaphor comes to mind as is common within the production of art. Here it is in its traditional Greek idiom: to take the reader/viewer on a journey through the transfer of meaning by placing one thing next to another. It is with a sense of cunning that Price applies the metaphoric device using not just the objects filling Mr X’s house, but also juxtaposing methodologies and it is from these comparisons that the audience is left to make sense. The methodologies in question are that of the director, novelist, historian, documentary maker and journalist. The video is a series of displacements; an opaque array of references that evokes ideas of the time capsule or even of the un-dead. The house and its collection are akin to a zombie seeking to embody itself for perpetuity, whilst being disembodied from the artefacts that make up its non-being. Thus the body, history, the collector and provenance all collide in a multi layered biographical representation.
Like Henry James, Price seems to revel in the idea of shifting viewpoint. As we tour the house the on-screen script of the silent narrator shifts in tone like a schizophrenic investigator. In one instance the language is instructive, and then it is commercial with references to Mr X’s cosmetics industry Liquid Stockings, Soft Centre Candy Floss, Saari Peach. And then from out of the blue a demonic female voice repeats ‘Everything that is needed, nothing that is not’. Within this tapestry of references one is reminded of the spaceship of Kubrick’s 2001 a Space Odyssey. Once it has passed through a threshold of time and space it becomes a pristine container of articles and states of being representative of life and human intelligence. However, like most science fiction the characterisation is compromised. This is not to suggest the narrator or the piece as a whole requires a more wholesome portrayal. Instead, Price uses the position of the one who speaks (the artist, author, curator) to point out history’s capacity for representation, be it in the form of biography, novel or documentary. Here it is documented with a voice whose opposing roles are as synonymous with critique as they are with the mischievously playful. So much so, that despite documenting a Modernist collection, the work exemplifies a Punk DIY methodology haunted by a meticulous attention to detail.
^Jason Coburn, Rotterdam/London
Brandmarkering
Het is een vreemd totaalpakket geworden: de eenmalige lichtshow van Mothership op 14 mei als herinnering aan het bombardement op Rotterdam van 1940, het terugplaatsen van het gerestaureerde beeld van Zadkine, Jan Gat weer terug op op z’n plek op Plein 1940 en de keuze voor de permanente markering van de brandgrens die wordt uitgevoerd door Adriaan Geuzes West 8. Dit alles in het kader van het Architectuurjaar 2007 dat in het leven geroepen is ter bevordering van de doorstroom van toeristen, net als de festivaljaren Euro 2000, Culturele Hoofdstad van Europa 2001, Waterlife 2003 en Sportjaar 2005.
Wat is een monument in het Rotterdamse? Motherships Project Brandgrens dat de brandmarkering aangaf, was een goed statement maar is bepaald niet bedacht voor de eeuwigheid. Zadkines Jan ‘Verwoeste Stad’ Gat moet blijven staan in de groeiende schaduw van de om hem heen woekerende hoogbouw, zodat zijn zichtbaarheid en importantie steeds minder worden. En de verkozen permanente markering van de brandgrens (op te leveren in 2010) doet z’n uiterste best om maar niet zichtbaar en opzienbarend te zijn. In de lichtspots, die in de grond weggemoffeld zijn, wordt het profiel van de Verwoeste Stad verwerkt. Door historisch kadrerend te zijn en niet teveel extra beeldtaal toe te voegen, spreekt er een overdaad aan bescheidenheid uit. De lichtspots zullen werken op zonne-energie en zijn dus, buitengewoon correct, zelfs op milieutechnisch niveau onzichtbaar.
Slechts een markering, zo min mogelijk een monument. Want we moeten door. De wederopbouwgedachte - opstaan na aangedaan leed - leeft nog steeds.
Het ontwerp van West 8 maakt een onderscheid tussen ‘friendly fire’ dat groen zal worden aangeduid, en van ‘niet zo friendly fire’, in het rood. Na meer dan 70 jaar lijkt dit een niet erg ruime blik. Na zo’n tijd zou toch duidelijk moeten zijn dat any fire niet zo’n fijn fire is en dat in oorlogen (ook die ‘politioneel’ of VN-gesanctioneerd zijn) aan alle zijdes onschuldige burgerslachtoffers vallen. Zo blijft het als monument haken in een beperkte, naar binnen gekeerde blik van ‘hunnie’ en ‘zullie’. Niets over de blijkbaar onoverkomelijke neiging van de mens om mekaar af te slachten en dat die mens ook de Rotterdamse en Nederlandse mens is. En dat dat erg is, en dat dat herdacht en overdacht mag worden in een monument.
Hier geen introspectie. Er wordt hard gebouwd totdat zelfs de Maas gedempt zal zijn. De Maas is namelijk ook de schuld van hunnie en net als de moraal een te bezweren artefact. De stad overwoekert het verleden in schijnbare daadkracht. En om vooral maar geen monument te hoeven bouwen, want een monument bouwen is moeilijk.
Het lichtspel van Mothership (Jeroen Everaert en co) deed in ieder geval wel een poging om ‘groots’ te durven denken en slaagde daarin. Groots in de zin van het algemeen menselijke, en om niet slechts beperkte lokale perspectieven aan te spreken. Het stormde opmerkingen over de overeenkomst met de Lichtdom van Speer en de nationaalsocialistische beeldtaal. Maar een naar boven gerichte lichtzuil voor eeuwig toewijzen aan een bepaalde ideologie is simpelweg dom. Door zo’n beeldtaal niet exclusief aan een agressor te gunnen, wordt het geclaimd voor het eigen gebaar en wordt het erdoor vergroot. Een gebaar dat dramatisch en emotioneel durft te zijn. In de overdracht van de weggebombardeerde en met leed overladen ruimte van de grond naar de aftekening in de lucht, transformeerde het leed en de geschiedenis tot een ‘oplossing’, een opgelost raken: een excorcisme. En dat is een kwaliteit die hoort bij een monument. Dat Motherships monument slechts tijdelijk is en niet permanent, is tekenend voor deze tijd die relativerend, gespleten en onzeker is. Niet een tijdperk voor monumenten in de gedeelde ruimte die maar geen drager wil zijn voor een gezamenlijke visie.
Op de achtergrond de wetenschap dat de Duitse Luftwaffe vanwege een niet doorgekomen telefoontje het voorbereidende grondwerk heeft gedaan. Een geval van voorzienigheid, net als bij de vertoning waar het wolkendek het schouwspel zijn dramatische glans verleende.
^Jack Segbars
Praatje
In de gang van Boijmans van Beuningen stond de houten auto, in de tuin lag het neergestorte vliegtuig (maar dat heb ik niet gezien). Wel zag ik Tommy Wieringa die voor de camera aan een vpro-meisje vertelde dat hij, bezig met Joe Speedboot, Joost Conijn had geraadpleegd over het eigenhandig vervaardigen van een vliegtuig. Hij kende Joost niet, maar had over hem gelezen in stukjes van A.L.Snijders, over een jongen die achteruit rijdende fietsen maakte, en woestijnhekken, en vliegtuigen, en auto’s die niet alleen van hout wàren, maar ook op hout reden. Zonder het te weten had ik een bemiddelende rol gespeeld. Tommy liet me zijn aantekeningen zien, getallen, grafieken, doorsneden - alsof hijzelf een vliegtuig ging maken! Ik vroeg: ‘Voor een roman? Voor de verbeelding? Ingenieursaantekeningen voor de verbeelding?’ Hij zei: ‘Ja, voor de verbeelding’. (Ik zweeg natuurlijk, maar vroeg me af waarom ik niet wat vlijtiger was geweest.)
Ik was in Boijmans omdat Joost C. me had gevraagd iets te zeggen bij de opening van zijn tentoonstelling. Ik had wat punten ter herinnering op een papiertje gezet.1 IK WIST NIKS (spiegelbeeld omdat ik 250 km voor niks reed)2 250 anekdotes als wraak. (Procopius -6de eeuw- in angst voor Justinianus)
Anekdote
1 Thuisblijfheld-medaille > NIET GAAN!
2 Vuile handen. JC + JK blijven over na het boordenknoopje van WFH
3 Wachten op Schiphol
4 Lassen = Leuk. Lassen in lift
5 Voorlezen AUTO
Ik hield mijn praatje, zonder microfoon, dat wilden de mensen. Ze zaten op Merz-tribunes die door Kurt Schwitters en Joost Conijn waren getimmerd. De mensen waren -zonder dat ze het wisten- volgelingen van Tjebbe van Tije: zonder microfoon = democratie, met microfoon = onderdrukking. Hoera, leve de verguisde jaren 60, leve de droom, leve de verbeelding (de razernij, de woede, de gekte, het verdriet, het falen).
Ik begon met Tommy Wieringa, en het niet te bevatten godswonder dattie 140.000 exemplaren van Joe Speedboot had verkocht (en de hele weg naar de bank huilde). En hoe jaloers ik was. (Jaloezie is gezond.) Daarna deed ik punt 1. Ging goed. Daarna punt 2. Ging ook goed. Daarna anekdote 1. Ging niet vlekkeloos, ik kon niet op het woord ‘thuisblijfheld-medaille’ komen, ik moest het op het papiertje opzoeken, en toen ik het gevonden had, kon ik het niet zonder haperen uitspreken. Anekdote 2 vergat ik. Dat was erg jammer, want dat was juist de anekdote die ik het liefst had willen vertellen. Anekdote 3 vergat ik ook. Anekdote 4 ook. De afsluiting (nummer 5) vergat ik niet, ik las Auto voor uit ‘Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk’ - konden de mensen ook eens horen hoe het klinkt uit een boek waar er 1500 van verkocht zijn.
Toen ik klaar was, kwam Joost C. naast me staan en zei luid en duidelijk zonder microfoon: ‘We hadden afgesproken dat je maar tien minuten zou praten’. (Maar dat was niet zo, we hadden niets afgesproken.)
Addenda
Anekdote 2. In het boek IJzer en Video staat een interview van Joost met NRC H’blad. Het gaat over zijn leermeester John Körmeling, een man wiens handen altijd vuil zijn, net als die van Joost. Penser avec les mains. De maker van de thuisblijfheld-medaille. Als iedereen verdwenen is, blijven JC en JK over, want zij kunnen het boordenknoopje van WFH (Willem Frederik Hermans) maken. Hermans heeft geschreven dat we de hele dag techniek gebruiken, maar dat we -in de steek gelaten- geen boordenknoopje kunnen maken. (Ik was van plan precies en plastisch uit te leggen wat een boordenknoopje is.)
Anekdote 3. Toen een groepje Sandbergstudenten naar Johannesburg vertrok en iedereen nerveus en opgepoetst en voorbereid op Schiphol wachtte, was Joost C. er niet. Hij kwam te laat, de motoren van het grote vliegtuig waren al aan het brullen toen hij arriveerde, op de fiets, met een plastic zak, waarin wat ondergoed en een stukje kaas. Zo ging hij naar Zuid-Afrika. Ik had er nooit van gehoord, dat iemand op de fiets op Schiphol aankwam, maar nu zag ik het.
Anekdote 4. Die had ik niet moeten vertellen, want die staat in het boek. Dit noem
ik functioneel vergeten.
^A.L. Snijders, meester van het zeer korte verhaal (ZKV)
Wil de Wit
Wil de Wit in gesprek met Madeleine Berkhemer
Wil de Wit : Madeleine, weet je nog hoe onze eerste ontmoeting was?
Madeleine Berkhemer : Ja, eigenlijk niet zo leuk, en kil, maar dat is ideaal gebleken want daardoor kon en kan ik nog steeds functioneren.
WdW : Kun je uitleggen hoe je bij iemand die kil is kan functioneren?
M : Als je zelf een heel warm persoon bent, en de ander is kil dan weet je dat je er zelf wat van moet maken als je die warmte wilt houden. Dat creëert een energie.
WdW : Wat ben je met die energie gaan doen?
M : Ik ben me gaan oriënteren op wat je dan wel hebt; de meest fundamentele dingen in het leven zijn bij jou wel aanwezig, verder heb je niet zoveel.
WdW: Heb je geen last van de afstand tussen ons omdat jij zo anders bent dan ik?
M : Ja maar dat is juist werkbaar voor mij, inspirerend, ik geloof in tegenstellingen en denk dat daardoor energie los komt tussen mensen.
WdW : Zie jij ook tegenstellingen in mij?
M : Ja, je probeert veel te zijn en er veel van te maken met gebruik van allerlei middelen, maar je zal het nooit worden.
WdW : Wat bedoel je met 'het'?
M : Je probeert je heel duidelijk te ontwikkelen en toonaangevend te zijn maar omdat jij gestuurd wordt door bepaalde socialistische gewoontes mis je het vermogen om te genieten en ben je eigenlijk alleen maar aan het werken. Genot is, naar mijn idee, de grootste voeding die er is en dat bedoel ik met 'het'. Maar eigenlijk doet het me allemaal niet zoveel, omdat ik niet afhankelijk ben van jou. Ik heb voor mezelf een eigen wereld gecreëerd waarin ik prima functioneer. Ik heb bij jou alle ruimte om te doen wat ik graag wil doen en om mijn autonomie te behouden. Jij bent de perfecte test: kan ik deze leegte en vrijheid aan of niet? Dat is ook de reden waarom ik (nog) niet bij je wegga.
WdW : Ik hoorde van een gezamenlijke kennis dat jij soms het gevoel hebt dat ik je eigenlijk niet nodig heb, en dat ik je niet erken als kunstenaar.
M: Ja, dat klopt, ik denk dat jij mij niet zo leuk vindt.
WdW : Waarom denk je dat?
M : Ik heb echt geen idee.
WdW : Heb je het daar wel eens met anderen over gehad?
M : Nee, ik ken eigenlijk ook niet zoveel mensen die me dat soort dingen vertellen.
WdW : Misschien kan het je ook wel niet zoveel schelen?.
M : Nou kijk, ik leef gewoon in mijn dromen die ik werkelijkheid wil maken en als ik dat bij jou kan doen of bij iemand anders, dan prima.
WdW : En heb je contact met andere kunstenaars die een relatie met mij hebben?
M : Nee. Ik ben wel laatst gevraagd of ik een expositie en performance voor je wilde doen en dat wilde ik heel graag omdat ik iets voor je terug wilde doen, voor alles wat ik heb gekregen, daarom deed ik dat, dat is eigenlijk de enige reden.
WdW : Hoe waren de reacties?
M : Heel goed. Er waren 800 mensen bij de opening, daar was ik heel blij mee want dan heb ik het toch niet voor niks gedaan, het was niet eens een verkooptentoonstelling, ik heb het puur voor het plezier gedaan en puur als kado voor jou, wat goed werd ontvangen. Voor mij is het heel mooi dat dat toen gebeurd is. Wat jij verder over mij denkt weet ik niet, want ik hoor dat nooit. Als ik het nou zou horen, dan had ik ook wat om over te praten.
WdW : Is er iets veranderd tussen ons sinds die expositie?
M : Ik heb me maximaal gegeven op dat moment en dat geeft mij het gevoel dat ik ook iets kan delen met jou en dat is wel mooi. Ik heb wel veel aan je gehad, zoals ik al zei, vooral aan het begin van mijn carrière. Je hebt me een opstapje gegeven. Ik geloof dat je met jou puur en alleen een eigen podium of plek voor jezelf kunt creëren. Je moet niet verwachten dat jij wat teruggeeft, dat moet je in een relatie gewoon niet per se verwachten En dat is denk ik ook typisch aan jou, dat dat dus niet kan. Aan de andere kant, dat socialisme in jou, dat gaat alleen maar over geven en nemen dus misschien vergis ik me. Kijk, daarvoor ken ik je dus te slecht.
WdW : Ik denk dat jouw visie op mij ook te maken heeft met de situatie die jij voor jezelf hebt gecreëerd in onze relatie en in hoeverre je je met me inlaat en je met mij bemoeit.
M : Ik houd me daar dus niet mee bezig. Ik vraag niets van je en dat is misschien ook de reden dat ik het heb over kil: ik maak niet zo gebruik van jou en daardoor maak jij ook geen gebruik van mij. En dat is denk ik de reden waarom ik niks voor je kan betekenen.
WdW : Jij betekent wel wat voor mij, gewoon, door te zijn wie je bent.
M : Dat zeg je wel, maar nogmaals, ik denk dat jij heel erg wordt beïnvloed door socialistische gewoontes waardoor je altijd aan het werk bent en er weinig ruimte is voor genot of om te doen wat je wilt. Er zitten nog een aantal karaktereigenschappen in jou waardoor je niet altijd alles zo kan doen zoals je wil, ik denk dat je heel erg beïnvloed wordt.
^Wil de Wit
|
Kimberly Clark, tent.cbk, 2007
DE PLAYER IV & Big Mag #1
DE PLAYER / DSPS presenteert Tolhuisstraat 107, vrijdag 30 maart 2007, 20.00 uur met; Goodiepal (DK), Lordoftheyumyum (US), Keren Cytter (IL) Bart Plantenga (US/NL),die Trip Computer die (UK), Hein dingemans (NL) en Trio Obergine (NL)
DE PLAYER IV zit in de feestzaal van een oude school. Peter Fengler staat op het podium en spreekt met luide stem in de microfoon: “We zijn hier vanavond niet alleen om ons blaadje Big Mag #1 te presenteren, maar ook om hem te verkopen!”
DE PLAYER III aan het Deli Plein moest dicht en Big Mag was bedacht als alternatieve ruimte. Zeg maar: “DE PLAYER, maar dan in een blaadje”. De presentatie was weer een omkering van het blaadje naar de concrete ruimte en werden enkele van de bijdrages in Big Mag #1 live opgevoerd. Het plan is om er vier te maken.
Voor muziek en performances kunnen we dan nu naar DE PLAYER IV, de brug over naar Zuid, waar het zometeen allemaal moet gaan gebeuren als het aan het stadsbestuur ligt. Wat mij betreft kan TENT. ophouden met extra evenementen organiseren de accoustiek was vanaf het begin al beroerd, iedereen klaagde toen en klaagt nu nog steeds. Bij DE PLAYER is het met het geluid prima in orde.
Lucas Simonis vroeg mij of ik een verklaring had waarom het kunstenaarspubliek altijd door live acts heen kletst. Ik zou het niet weten, maar zolang als ik me kan herinneren is het altijd zo geweest, met af en toe een uitzondering. Een live act is ook kunst, dus eigenlijk kletst het kunstenaarspubliek door de kunst, doen ze ook bij openingen in de white cube. Hij vroeg zich ook serieus af of kunstenaars wel echt geïnteresseerd zijn in wat andere kunstenaars maken. Iets om over na te denken. Maar als de kunstenaars het laten afweten, wie komt er dan kijken?
^RH
Cooking with Martin Scorsese Sauce Bolognese of his mother
Singe (slightly burn) an onion and some garlic in oil.
Throw in an piece of veal, a piece of beef, some pork sausage and a lamb neck bone.
Add a bail leave.
When meat is brown, take it out and put it on a plate.
Put in a can of tomato paste and add water.
Pass a can of packed whole tomatoes through a blender and pour it in.
Let it boil.
Add salt, pepper and pinch of sugar.
Let it cook for a while.
Throw the meat back in.
Cook for 1 hour.
Now make the meat balls:
Put a slice of bread, whitout crust, 2 eggs, and a drop of milk into a bowl of ground veal and beef.
Add salt, pepper, some cheese and a few spoons of sauce.
Mix it with your hands.
Roll them up, throw them in and let it cook for another hour.
Kaus Australis, it's not that far
The cause an exhibition by artists in residency 2007; Bernhard Bretz (Ger), Laetitia Gendre (Fr), and susan Schmidt (Ger), from Friday June 22 untill Sunday June 24.
Some days ago I went to see the presentation by the current guest artists in Kaus Australis. After I was refreshed from my bike journey with a cold beer, I entered the first room. Bernhard Bretz (Germany) had built an installation that divided the space in two parts. In one of them there was a monitor showing a video with Bach on the sound track. Much like in a Dan Graham’s installation, there was a complex game of reflections in which, while watching the video work, you could also see the other spectators seeing you through the transparent wall that divided the two spaces. Moreover, you could see yourself seeing them thanks to the mirror displayed at the bottom of the second space. Next door, Laetitia Gendre’s (France) drawings depicted apes from 2001: A Space Odyssey; only that instead of with a massive black prism, they were confronted with equally monumental and well-known minimal artworks. In another piece, an oversized car’s rear-view mirror (made of a combination of drawing, 3D installation and slide projection) reflects the flying bone that a triumphant ape has thrown in the air. One imagines a scared driver at the wheel, running forward without a clear destination, just to leave the ape behind and to “put some land” (as you would say in Spanish) in between the two of them. There is a good deal of irony in Laetitia’s pieces, which play subtly with diverse cultural references. Irony is also present in Susan Schimdt’s works (Germany). Her video installations show a shattered narrative of memory flashes and personal experiences. Editing work plays an essential role in her videos. It articulates images, voices and sounds into a unity without hiding their fragmentary nature in time and space. The result appeals to intimate feelings and yet keeps a very special sense of humor; as is also the case in her audio piece You are the first one I am telling this to, a first person narrative in which she tells about hiding secret notes in public libraries.
To my surprise, despite the quality of the triple exhibition (and the delicious dinner that they served), the visitors to the presentation were hardly a dozen people. This circumstance reveals a contradictory lack of interest particularly when we consider that the dynamic created by Kaus Australis and other artist-in-residence (AIR) programs is a very positive input for Rotterdam’s art scene. They promote exchange and communication with artists from other latitudes and cultures; enrich the local art community and in turn project Rotterdam as an international destination were to spend a residence period. This period sometimes extends indefinitely as it is in my own case. From this point of view, the recent exhibition in tent.cbk Wrong Time, Wrong Place (where Bernhard, Laetitia and Susan also participated) was an attempt to claim recognition for these initiatives. However, the efforts of this art centre to make visible for a wider public the reality of the AIR programs in Rotterdam seem not to have had an immediate impact judging by the little interest that the presentation in Kaus Australis has generated. Has the enthusiasm for the artists’ initiatives and the projects that they carry out passed its peak in the Rotterdam art scene? Should Kaus Australis do something to improve its communication network? Is this organization perceived as being located too far in the periphery and not only in the physical sense of the expression? Whatever the answers to these questions are, it is beyond doubt that Kaus Australis (and the rest of similar foundations-stichtings) works as a platform that offers, among many other things, an alternative for the institutional art production and exhibition dynamics. Besides the quality of the artists on view, there are some advantages of this format that one cannot find in other contexts. It creates a warm atmosphere, a cosy ambience, and the proximity to the artists gives the chance to share impressions directly with them. And last but not least, they cook a superb fish soup not to be missed.
^David Maroto - Spanish artist living in Rotterdam since his residency.
De Kunstas
Fritz Wotruba (Oostenrijk 1907-1975)
Liggende figuur
Kalkzandsteen 1969
Schenking 1971 Thyssen-Bornemisza Group NV
Als overblijfsel van Culturele hoofdstad 2001 heeft Rotterdam een cultuuras met een Internationale Beeldencollectie. Deze kunstas loopt vanaf het Centraal Station langs de Westersingel naar de Zeedijk. Hier staat het beeld van Fritz Wotruba. Volgens Cathleen Haff, voormalig direkteur van het Goethe-instituut Rotterdam aan de Westersingel, wordt het beeld van kwetsbaar zandsteen geregeld door de stadsreiniging met een hogedrukspuit grondig gereinigd. Het grijze patina van 30 jaar stralend wit, de scherpe lijnen en sporen van de bijtel verdwijnen, schelpjes worden zichtbaar en gaten ontstaan.
^ FGA
Een warm bad
This Is How It Must Feel to be There An event in Hotel New York. Artists: Maja Bekan, Gunndis Yr Finnbogadottir (IS), Susan Schmidt (DE), and Mirjana Stojadinovic. And an exhibition at Pakhuismeesteren | Rotterdam, July 14. Artists: Inger Alfnes, Egle Budvytyte, Jacqueline Forzelius, Gerwin Luijendijk, Margo Onnes, Terje Overas, Edward Thomson, Esmé Valk, Esther de Vlam, and Sjoerd Westbroek. In collaboration with Tracey Warr.
Het is maandagmiddag 2 juli. Het is zomer. Althans dat zou het moeten zijn, maar het regent de hele dag en het is maar18 graden. Om vier uur heb ik een afspraak met Gunndis Yr Finnbogadottir, M aja Bekan en Mirjana Boba Stojadinovic bij Hotel New York voor hun project van de Piet Zwart Academie. Het maakt deel uit van een tentoonstelling die de kunstenaars van het Piet Zwart Instituut maken op de Wilhelminapier en reflecteert op ‘het afgelegene’. De drie dames wachten me vriendelijk glimlachend op bij de ingang van het hotel. Ik parkeer mijn fiets, en Mirjana neemt me mee naar boven terwijl ze vertelt over het hotel. In kamer 108 toont Mirjana me de volgens haar mooiste plek van deze hotelsuite: de badkamer. Ik zie een ruime, ouderwets betegelde badkamer met wc, bidet, twee wasbakken en aan het eind een groot bad. Aan de muren hangen prenten met schelpen. Mirjana neemt me mee naar het bad dat halfvol zit met heet water. Ze vraagt me waar ik van houd, lavendel of passievrucht. ‘Lavendel’, zeg ik en ze gooit een ‘bruisbal’ in het bad. Ik mag een bad nemen en over 30 minuten komt ze me weer ophalen. Alhoewel ik weet dat in het werk van Gunndis gastvrijheid een terugkerend thema is, was dit toch het laatste wat ik verwacht had. Ik gooi mijn kleren over een kamerscherm en laat koud water bij het water lopen. Naast me staat een monitor met een filmpjes van dansende mensen van boven gefilmd, maar het warme water heeft al mijn aandacht en ik glibber dieper het hete water in. Ik voel me als een zwerfster die per ongeluk terechtkomt in een chique hotel van een weldoener. Dan krijg ik het zo warm dat ik de koudwaterkraan open doe en wat water drink. Na een tijdje komt Mirjana terug en vraagt door de deur hoe het met me gaat. Ik versta haar niet helemaal maar hoop dat ik nog even mag blijven liggen. Na een tijdje vraagt ze me er uit te komen. Ik voel me warm, moe, rozig en ontspannen. De spierpijn die al een kleine week tussen mijn twee schouderbladen zat, is verdwenen. Laat nu die kunst maar komen! Ik loop per ongeluk de slaapkamer binnen, maar dat mag niet en dus loop ik een beetje duizelig van de warmte naar beneden. Daar wacht Gunndis op me. Ik blijk een van de twee bad-behandelingen te hebben gekregen die er plaatsvinden. Dit event duurt twee dagen duurt en heeft als titel ‘Hotel New York. Inquiry in Location’. Gunndis, Maja en Mirjana proberen hierin het moment waarop je een plek zoekt en ontdekt, te verbeelden. Op zo’n moment kijk je met andere ruimte naar de gevonden locatie. Jammer genoeg mag ik in deze gelukzalige stemming de rest van de presentatie nog niet bekijken; dat is aan de volgende gast voorbehouden. Dus duik ik de grijze stad weer in waar het weer langzaam begint te motregenen. Er zijn slechtere manieren om je week te beginnen.
^Patricia Pulles
http://pzwart2.wdka.hro.nl/~bethere/
Jill Magid - Evidence Locker
Sparwasser HQ in Berlin. March 21-April 7, organised by Manray Hsu for The Glowing Whistle Festival.
There are three video works in the exhibition, taking place during Sparwasser's year-long Glowing Whistle Festival of performance in a specially blacked out gallery space. The works were made for Magid's participation in the 2004 Liverpool Biennale, and are both situated in the the city centre and deal with the public space as extensive and interior.
Magid works with the Liverpool Police who are operating the city's CCTV cameras, and all the footage comes directly from those cmeras. In 'Trust' Magid is led, with closed eyes, along a route through the high street, guided by a Policeman via an earpiece that she wears. We see her silent and calm image on the video and ear the constant narration of the Policeman, gentle, encouraging, as he guides her around the mostly hectic and oblivious shoppers. It is less a relationship of vulnerability and power, as the scenario is so transparently constructed. Infact here the figure of the Policeman is closer to that of the social worker, or the traditional 'bobby' offering assistance on the city streets, rather than the figure in state uniform. Perhaps this resonated more so for me, because I enjoyed his colloquial english accent, his genuine but slightly out of place remarks that are given space through his participation in the work. "You're doing great Jill", "You look quite beautiful there Jill"! But it is an important perspective in the work, as all the content comes directly from Police surveillance cameras.
In an accompanying text to the exhibition, Jill Magid says "I wanted to work with the possibility of the city as a giant movie set, through the use of the multiple perspectives from the cameras". The works in the show all expand the complex issues constructing our relationship with being observed beyond our control and the layers of individuality and freedom on which we negotiate the city, both physically and perceptually.
In 'Final Tour' Jill rides through the city on a motorbike. We see a quick succession of clips and angles that have tracked her route. This journey at speed, creates the drama of a movie (police chase), accompanied by the expression of a piece of classical music. 'Control Room' silently shows Jill wandering around the city at leisure, as one figure among many. It is accompanied by a printed diary of her stay in Liverpool during the time she made the work. It opens with "since you can't follow me inside, I'll record the inside for you", simultaneously referring to the the interior of the buildings, and places which the camera can't track and also the idea of one's own interiority, as a space that negates such surveillance. In fact it offers another frame to the medium of CCTV; one of not seeing.
The final scene in 'Trust', just after Jill and her Police guide have decided to end their performance, the camera, of course, continues observing. It follows a young man carrying a shopping bag walking to the traffic lights, another woman is waiting there, talking on her phone. In a second a bus passes them quickly and we see their faces in the reflection of its windows. They are simultaneously selected, observed, and remain totally inaccessible, playing out their individual agends.
Magid in a way, disobeys the collective suspicion we have of police surveillance, in order to consider our urban lives individually en masse through the giant network of CCTV technology. There's a funny scenario that I imagine; an anarchist visits the show, a 'May Day anarchist', and their flumax caused at seeing the Policeman cast as the friendly supportive ally, whilst the camera, usually given a symbolic focus in most criticism, instead takes its function in a giant network of possibility for relating to the city, as movie set.
^Catherine Griffiths, UK artist living in Berlin
Artist-run spaces Berlin
Jill Magid
Sparwasser HQ
AFR - Denmark, 2006, colour, 35mm, 85 min / IFFR 2007
Morten Hartz Kaplers, a Zentropa based director.
AFR is a mockumentary about an alleged attack on the Prime Minister of Denmark Anders Fogh Rasmussen by the young anarchist called Emile with whom he has an affair. The film provokes to maintain honest democracy and is a plea to freedom of speech.Q&A after the screening at IFFR 2007.
Morten: Yesterday I had some serious stress and had to walk away from a Q&A and write a letter to the Prime Minister. This tells something about the debate my film started in Denmark just from the rumours coming from Rotterdam because nobody saw my film yet. So, the Tiger Award helps me a lot.
Q: The support for the film came from the Danisch film institute etc, were they aware of the content of the film or do you write your applications like the one in the film, that was great?
Morten: The film institute wasn’t aware of the full content.
(laughter)
Q: Do you like to say something more about the debate that is going on in Denmark?
Morten: I had little chance to follow the debate because I am here but I always find it interesting when a film is criticized. My film is criticized because of what they think it is whitout them being able to see it. A point of controversy is that actual politicians are interviewd as if Rasmussen is dead and talking about how great he was. Many politicians in Denmark think art should provoke and we should respect freedom of speech. Also if it is the same politicians that were also defending the newspaper cartoons in Denmark of the prophet Mohammed, and criticizing the people burning down ambassies whitout even having seen the cartoons.
(applaus)
Q: It seems you have created your own display in the end by interviewing people and asking for comments. I’m curious how much is true?
Morten: All politicians are real politicians, there is only one who is not.
Q: So how do you do this? What do you have to do to get these comments?
Morten: I can’t tell you exactly how I did it but I just used the ways how a journalist would do it. I ask them questions and then I edit, and then I put it in a newspaper, to be my film. They know they are in the film but they don’t know the context.
(applause)
Q: How is the perception of Holland in Denmark?
Morten: I have the idea that in Denmark we think we are close to the culture of Holland. And I was really happy my film is in the IFFR because I know there is a debate going on here for some time about the freedom of speech. You had two political killings that are still present in the discussions in Holland and in the rest of the world, and also in Denmark. And this is what I refer to.
Q: I want to ask about your strategy the way you staged this film in the style of television news and documentary. It seems to me what you ultimately are getting at is a critique of that, or is this just a small part what the film is about?
Morten: Well, you actually answered my question.
(laughter and applause)
Q: Does your film relate to the discussion in Germany on the RAF.
Morten: Yes, I was very inspired by the killing of Alfred Herrhausen († November 1989) who was director of the Deutsche Bank, who had a project on convincing the world to release the debts of the third world countries and that was the time he got killed by the Rote Armee Fraktion.
Q: By what extend have you been influenced by the murder on Pim Fortuyn?
Morten: I was very much inspired by the killing of Pim Fortuyn and my film is for example consisting of small pieces that relate or refer to actual events. The way Emile is killed in the film was inspired by some killings by the police in Denmark. A few young people were killed in this way. I wanted to have a film that was not just in the film frame but also out of the frame. So you the audience see a film about two people with there love affair, there lives, and both of them try to make the world a better place but unfortunately they do not succeed and both die. At the same time you can relate to reality and therefore take it more seriously.
(applause)
^FGA
Colophon
Fucking Good Art HQ Rotterdam / Berlin
Artists and editors Rob Hamelijnck and Nienke Terpsma
Webdesign catalogtree.net
Webmaster Guy Lux
First issue December 2003
Email mail[at]fuckinggoodart.nl
|